In veel vaststellingsovereenkomsten is een bepaling opgenomen dat de werknemer de beëindigingsvergoeding moet terugbetalen als hij een concreet uitzicht op ander werk heeft ten tijde van het sluiten van de vaststellingsovereenkomst. Wanneer is hiervan sprake?
In de rechtspraak is een toetsingsmaatstaf geformuleerd voor beantwoording van de vraag wanneer er sprake is van concreet uitzicht op ander werk (zie bijvoorbeeld Kantonrechter Utrecht 21 september 2011, JAR 2012/5). Deze toetsingsmaatstaf komt er op neer dat een concreet uitzicht op het verkrijgen van een functie moet bestaan en wel in die zin dat niet in algemene termen een kans bestaat op het krijgen van een baan, maar dat de onderhandelingen hierover zo vergevorderd moeten zijn dat redelijkerwijs mag worden aangenomen dat een concreet en op details uitgewerkt aanbod van de werkgever met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid door de werknemer zal worden, of al is, aanvaard. Dit betekent met andere woorden dat er pas van concreet uitzicht sprake is als een werknemer een nieuwe baan heeft. De werknemer hoeft dan enkel het aanbod te aanvaarden of de arbeidsovereenkomst te ondertekenen.
Werknemers doen er daarom goed aan om de onderhandelingen niet in een te vergevorderd stadium te laten verlopen, als er een vaststellingsovereenkomst aan de orde is. Verzwijgt de werknemer dat dat hij een nieuwe baan heeft, dan kan de werkgever de vaststellingsovereenkomst – ook als hierin geen bepaling is opgenomen zoals hiervoor vermeld – mogelijk met een beroep op dwaling/bedrof de vaststellingsovereenkomst kunnen vernietigen. Of dit zo is, hangt af van de omstandigheden van het geval. Meer weten? Neem gerust contact met ons op.
Auteur: Carolin Vethanayagam, gepubliceerd op 16 juli 2024