Een franchisegever is niet verplicht om omzetprognoses te verstrekken aan potentiële franchisenemers. Doet hij dat wel, dan moet hij instaan voor de deugdelijkheid van de omzetprognoses (als hij deze zelf heeft opgesteld). Als de prognoses ondeugdelijk blijken te zijn, kan de franchisegever hiervoor namelijk aansprakelijk zijn jegens de franchisenemer.
Afgaan op prognoses
Prognoses over de omzet en de exploitatie zijn voor een potentiële franchisenemer van cruciaal belang voor de beoordeling van zijn of haar exploitatiekansen en van de vraag of het afsluiten van een franchiseovereenkomst een verantwoorde keus is. De franchisenemer mag in beginsel afgaan op de prognoses die hij van de franchisegever ontvangt, nu een franchisegever geacht kan worden bij uitstek op de hoogte te zijn van alle voor de potentiële omzet van de franchisenemer relevante marktomstandigheden en op basis daarvan in staat te zijn om realistische schattingen te maken van de uit die omstandigheden voortvloeiende omzetkansen. Als er sprake is van dwaling van de franchisenemer als gevolg van ondeugdelijke exploitatieprognoses van de franchisegever, komt die dwaling daarom in beginsel voor rekening van de franchisegever.
Rechtbank Den Haag
In de uitspraak van de Rechtbank Den Haag van 21 maart 2018, ECLI:NL:RBDHA:2018:8701 oordeelde de Rechtbank dat de omzetprognoses die de franchisegever aan zijn franchisenemer had verstrekt ondeugdelijk waren.
In deze zaak had de franchisegever bij het opstellen van de prognoses uitsluitend gebruik gemaakt van historische omzet- en winstgegevens (jaarcijfers) van twee winkels – waarvan 1 winkel reeds voor de franchiseovereenkomst door de franchisenemer werd geëxploiteerd onder een andere naam en 1 winkel kort voor de franchiseovereenkomst door de franchisenemer werd geëxploiteerd – en, anders dan in de franchiseovereenkomst was vermeld, geen vestigingsplaatsonderzoek gedaan. Ook had hij geen onderzoek onder eigen franchisenemers uitgevoerd. De Rechtbank onderschreef de stelling van de franchisenemer dat de franchisegever op wezenlijke onderdelen heeft verzuimd lokale (markt)gegevens te verwerken in haar prognoses, zoals met betrekking tot de vraag- en aanbodzijde, kooporiëntaties (koopstromen en gebonden bestedingen inclusief koopkrachttoevloeiing) en de winkellocaties (locatie, bereikbaar en huisvesting). De rechtbank oordeelt dat de opgestelde exploitatiegegevens niet op deugdelijk en met voldoende deskundigheid uitgevoerd onderzoek berustten. Hier kwam bij dat de prognose voor de in franchisegegeven winkel gebaseerd was op historische resultaten van een andere winkel en dat de franchisegever onvoldoende had weersproken dat beide winkels voor wat betreft winkeloppervlakte, locatie en assortiment wezenlijk van elkaar verschillen. Ook overweegt de rechtbank dat de voorspellende waarde van (louter) historische omzet- en winstgegevens betrekkelijk is, in aanmerking genomen dat franchisegever na aansluiting bij haar franchiseformule zowel de inkoopprijzen als verkoopprijzen van haar franchisenemer bepaald.
Hiernaast overweegt de rechtbank – als reactie op het verweer van de franchisegever – dat opname in de exploitatieprognoses van de bepaling dat daaraan ‘geen rechten kunnen worden ontleend’ in redelijkheid zo moet worden uitgelegd dat resultaten mede afhankelijk zijn van de ondernemingskwaliteiten van de franchisenemer en dat zich onvoorziene omstandigheden kunnen voordoen die de resultaten drukken, maar niet dat de franchisenemer er rekening mee moest houden dat de geprognotiseerde cijfers een deugdelijke grondslag ontberen.
De franchiseovereenkomsten zijn naar het oordeel van de Rechtbank dan ook tot stand gekomen onder invloed van dwaling als gevolg van fouten in de door franchisegever gegeven exploitatieprognoses. Het beroep van de franchisegever op vernietiging van de franchiseovereenkomst slaagt dan ook. Hiernaast is de Rechtbank van oordeel dat de franchisegever onrechtmatig heeft gehandeld jegens de franchisenemer, zodat hij gehouden is de schade die de franchisenemer als gevolg hiervan heeft geleden te vergoeden.
Om de schade van de franchisenemer te kunnen begroten, moet volgens de rechtbank de feitelijke situatie van de franchisenemer worden vergeleken met de hypothetische situatie waarin hij de overeenkomst met de franchisegever niet zou zijn aangegaan. De Rechtbank oordeelt dat hiervoor een deskundige moet worden ingeschakeld en verwijst de zaak naar de rol hiervoor.
Wat nu?
Als franchisegever moet u er dus goed op bedacht zijn dat u deugdelijk onderzoek doet en deugdelijke prognoses verstrekt. Het kan ter zake zelfs raadzaam zijn om een gespecialiseerd bureau hiervoor in te schakelen.
Als u het onderzoek en het opstellen van een rapport over de te behalen omzet en winst aan een derde uitbesteed, mag u in de regel op de juistheid hiervan vertrouwen, zodat in beginsel van onzorgvuldig handelen van uw zijde pas sprake is als u weet dat dit rapport ernstige fouten bevat en u de franchisenemer niet op die fouten opmerkzaam hebt gemaakt. Dit is anders als u zelf of een persoon waarvoor u aansprakelijk bent volgens de wet (artikel 6:170-6:172 BW), het onderzoek uitvoert en de resultaten daarvan aan de franchisenemer verstrekt. Dan kunt u ook onzorgvuldig handelen zonder dat u (of de persoon voor wie u aansprakelijk bent) weet dat het rapport fouten bevat en wel indien uw onzorgvuldigheid of van de persoon voor wie u aansprakelijk bent, heeft geleid tot fouten in het rapport. Bij het verstrekken van prognoses is dus zorgvuldigheid en oplettendheid geboden.