Ondernemingsrecht

De bestuurder heeft een bijzondere, maar ook een kwetsbare, positie binnen de vennootschap. Hij moet voorzichtig manoeuvreren, wil hij niet persoonlijk aansprakelijk worden gesteld door schuldeisers van de vennootschap of de vennootschap zelf. Uit vele rechtszaken blijkt dat rechters bestuurdersaansprakelijkheid niet snel aannemen . Ook een recente uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, waarin de curator de bestuurders persoonlijk aansprakelijk stelde voor het tekort in het faillissement van een kinderdagverblijf, bevestigt dit. Wat was de situatie?

 

De feiten

Het kinderdagverblijf – dat voorheen door een vennootschap onder firma werd geëxploiteerd – is op 16 januari 2013 opgericht en van start gegaan. Zowel voor als na de overname werden er door de Gemeentelijke Geneeskundige- en Gezondheidsdienst diverse tekortkomingen geconstateerd. Op 22 juli 2013 wordt er een last onder dwangsom opgelegd. Na diverse inspectiebezoeken in augustus en september 2013 heeft het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Utrecht het kinderdagverblijf verwijderd uit het Landelijk Register Kinderopvang en Peuterspeelzalen. Op 10 december 2013 wordt het kinderdagverblijf failliet verklaard.

Aansprakelijkheidsstelling door curator

De curator in het faillissement zag genoeg redenen om de bestuurders persoonlijk aansprakelijk te stellen. Hij vond dat de bestuurders hun taak onbehoorlijk hadden vervuld (ex artikel 2:248 BW en subsidiair ex artikel 2:9 BW) en dat dit een belangrijke oorzaak is van het faillissement. Meer subsidiair stelde de curator dat de bestuurders onrechtmatig hadden gehandeld (ex artikel 6:162 BW). Naar aanleiding hiervan wil hij dat de bestuurders opdraaien voor de tekorten in het faillissement.

 

Oordeel Rechtbank

De Rechtbank oordeelt dat van kennelijke onbehoorlijke taakvervulling als bedoeld in artikel 2:248 BW sprake is als geen redelijk denkend bestuurder onder dezelfde omstandigheden hetzelfde zou hebben gehandeld. Voor aansprakelijkheid op grond van artikel 2:9 BW moet de bestuurder een ernstig verwijt kunnen worden gemaakt. Bij dat laatste moeten alle relevante omstandigheden van het geval worden meegenomen.

Verder kan de bestuurder aansprakelijk worden gesteld op grond van artikel 6:162 BW als de bestuurder heeft bewerkstelligd of toegelaten dat de vennootschap haar wettelijke of contractuele verplichtingen niet nakomt. Maar dit geldt alleen, mede gelet op zijn verplichting tot een behoorlijke taakuitoefening als bedoeld in art. 2:9 BW, als de bestuurder een ernstig verwijt kan worden gemaakt.

 

De Rechtbank oordeelt uiteindelijk dat de bestuurders in dit geval niet aansprakelijk zijn. De feiten en omstandigheden vormden onvoldoende grondslag voor aansprakelijkheid. De Rechtbank achtte hierbij van belang dat de bestuurders naar aanleiding van de geconstateerde overtredingen hebben ingegrepen en actief hebben gestuurd op oplossingen.

 

Toen bleek dat de aanvankelijk gekozen aanpak niet afdoende was, zijn de bestuurders overgestapt naar een andere werkwijze en ingrijpende maatregelen zoals ontslag van personeel niet uit de weg gegaan. Daarnaast hebben zij expertise van een derde ingeroepen. Dat dit uiteindelijk toch niet goed uitpakte maakt niet dat de bestuurders hebben gehandeld zoals geen redelijk denkend bestuurder zou hebben gehandeld of dat hen een ernstig persoonlijk verwijt treft.

 

Ook het feit dat de bestuurders nauwelijks over kennis en ervaring beschikten om een kinderdagverblijf te exploiteren, leidt niet tot een ander oordeel. Hoewel bestuurders een gebrek aan kennis en ervaring niet als excuus mogen gebruiken, moet voor het oordeel of zij als bestuurder aansprakelijk zijn vooral worden gelet op het concrete handelen of nalaten van de bestuurder in kwestie.

 

In dit geval kan volgens de Rechtbank niet worden gezegd dat de bestuurders nagelaten hebben om in te grijpen toen de situatie daarom vroeg of dat hun ingrijpen zodanig slecht was dat geen enkele andere bestuurder dezelfde aanpak had kunnen kiezen.

Tot slot oordeelt de Rechtbank dat hoewel het kinderdagverblijf te verwijten viel dat zij de betreffende wet- en regelgeving heeft overtreden, dit niet betekent dat de bestuurder een ernstig verwijt kan worden gemaakt.

 

Conclusie

Deze uitspraak bevestigt dat bestuurders niet snel persoonlijk aansprakelijk zijn. De rechtbank stelt wel als voorwaarde dat de bestuurders een actieve houding aannemen, toegespitst op de concrete situatie. Zo moeten zij actief op zoek gaan naar oplossingen om het gerezen probleem op te lossen. Zo nodig moeten zij (externe) expertise inroepen. Doen zij dat, dan ontspringen zij veelal de dans van de bestuurdersaansprakelijkheid.

 

Bron: Verschenen op www.accountant.nl op 1 augustus 2016.

Auteur: Carolin Vethanayagam