Verbintenissenrecht

Wilt u voorkomen dat uw vordering verjaart, dan moet u de vordering tijdig stuiten. Hierbij geldt dat de stuitingsbrief de geadresseerde (tijdig) moet hebben bereikt, wil zij werking hebben. Hoe voldoet u hieraan?

 

Vijf jaar

Een vordering tot nakoming van een verbintenis uit overeenkomst verjaart door verloop van vijf jaren na de aanvang van de dag, volgende op die waarop de vordering opeisbaar is geworden. Wilt u de verjaring stuiten, dan moet u een schriftelijke mededeling doen aan uw schuldenaar, waarin u zich ondubbelzinnig uw recht op nakoming voorbehoudt (artikel 3:317 lid 1 BW).

 

Ontvangsttheorie

In het burgerlijk wetboek wordt in dit kader uitgegaan van de ontvangsttheorie. Op basis van deze theorie moet een tot een bepaalde persoon gerichte schriftelijke verklaring, om haar werking te hebben, die persoon hebben bereikt (3:37 lid 3 BW). Hierbij geldt als uitgangspunt dat de verklaring de geadresseerde heeft bereikt als deze door hem is ontvangen. Als de geadresseerde betwist de verklaring te hebben ontvangen, brengt een redelijke, op de behoeften van de praktijk afgestemde, uitleg volgens vaste rechtspraak mee dat de afzender in beginsel feiten en omstandigheden dient te stellen en zonodig te bewijzen waaruit volgt dat de verklaring door hem is verzonden naar een adres waarvan hij redelijkerwijs mocht aannemen dat de geadresseerde daar door hem kon worden bereikt, en dat de verklaring daar is aangekomen. Als adres in voormelde zin geldt in beginsel de woonplaats van de geadresseerde in de zin van artikel 1:10 BW, danwel – bij een zakelijke kwestie – het zakelijk adres van de geadresseerde, en voorts het adres waarvan de afzender op grond van de verklaringen of gedragingen van de geadresseerde mocht aannemen dat deze aldaar door hem kon worden bereikt, bijvoorbeeld zijn postbus, e-mailadres of en ander adres dat bij recente contacten tussen partijen door de geadresseerde is gebruikt (HR 14 juni 2013).

 

Gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 31 oktober 2017, ECLI:NL:GHSHE:2017:4707

In bovenvermelde uitspraak was de vraag aan de orde of diverse stuitingsbrieven ontvangen waren door de gedaagde. De eiser in deze kwestie had – gelet op de oudste vordering die in september 2008 opeisbaar was geworden – brieven overgelegd van 5 augustus 2010, 2 september 2010, 7 mei 2015 en 4 juli 2015, die voldeden aan de eisen voor stuiting van een vordering. De gedaagde stelde deze brieven echter nimmer ‘in goede orde’ te hebben ontvangen. Het Hof ging voorbij aan deze stelling, omdat uit omstandigheden kon worden afgeleid dat de gedaagde de brieven wel moest hebben ontvangen.

 

Relevant was onder meer de stelling van eiser dat zij alle brieven had geadresseerd aan het adres waarop gedaagde vanaf mei 2010 was ingeschreven op basis van de BRP en dat zij geen van die brieven retour had ontvangen wegens onjuiste adressering. Verder bleek uit correspondentie dat de gemachtigde van de gedaagde bij eiser had geïnformeerd over de premiespecificatie bij e-mail van 28 april 2015. Het Hof oordeelde dat niet goed viel in te zien waarom de geadresseerde een gemachtigde had ingeschakeld om te informeren naar de betalingsachterstanden als deze helemaal niet op de hoogte was van de vorderingen. Ook vroeg het Hof af hoe het kon dat gedaagde al begin 2015 in de veronderstelling verkeerde dat eiser vorderingen claimde die reeds in een eerdere procedure waren meegenomen, terwijl gedaagde ontkende de bewuste brieven te hebben ontvangen.

 

Conclusie

De eiser in deze kwestie kwam – ondanks de stelling van de gedaagde dat deze de stuitingsbrieven niet had ontvangen – er goed mee weg, door aanvullende relevante feiten en omstandigheden. In uw geval kan dat uiteraard anders zijn! Wilt u voorkomen dat u het verweer wordt tegengeworpen dat de stuitingsbrieven niet zijn ontvangen en dat bij gebrek aan aanvullend bewijs, wordt aangenomen dat er geen stuitingsbrieven zijn verzonden en uw vordering dus verjaard is, stuur de brieven dan zowel per aangetekend post als per gewone post, alsook per e-mail aan uw wederpartij. Op deze wijze versterkt u uw eigen bewijspositie en voorkomt u dat er achteraf een discussie moet worden gevoerd over de vraag of de stuitingsbrieven al dan niet (tijdig) zijn ontvangen en dat de rechter daarover zijn hoofd moet breken.

 

Auteur: Carolin Vethanayagam

Gepubliceerd op: 13 november 2017