Indien een partij te kort schiet in de nakoming van een verbintenis, heeft de andere partij de mogelijkheid om de overeenkomst te ontbinden. Als nakoming van de verbintenis nog mogelijk is, ontstaat deze bevoegdheid pas nadat de schuldenaar in verzuim is. Dit laatste houdt in dat de schuldenaar schriftelijk in gebreke is gesteld, waarbij hem een redelijke termijn voor nakoming is gesteld, maar nakoming binnen deze termijn is uitgebleven.

 

Geen in gebreke stelling nodig

Er is een aantal situaties waarbij voorafgaande in gebreke stelling niet nodig om het verzuim te laten intreden, bijvoorbeeld als er sprake is van een fatale termijn (zie artikel 6:83 sub a) of als uit een mededeling van de schuldenaar moet worden afgeleid dat deze in de nakoming van de verbintenis tekort zal schieten (zie artikel 6:83 sub c BW). In deze situaties kan de schuldeiser de overeenkomst dus – zonder in gebreke stelling – ontbinden.

 

Hof Arnhem-Leeuwarden

In de uitspraak van Hof Arnhem-Leeuwarden van 3 juli 2018 (ECLI:NL:GHARL:2018:6114) ontbond de verkoper van een horecapand – met een beroep op voormelde bepalingen – de mondelinge koopovereenkomst met de koper van het pand zonder ingebrekestelling. De verkoper stelde zich op het standpunt dat partijen zich hadden verbonden dat de koper het pand uiterlijk 1 januari 2012 zou afnemen, maar dat uit het gesprek van 6 december 2011 met de koper zou zijn gebleken dat deze die verbintenis niet zou nakomen, zodat het verzuim zonder ingebrekestelling was ingetreden. Volgens de verkoper was sprake van een fatale termijn ex artikel 83 sub a BW die afliep op 31 december 2011 en het verzuim zou ex artikel 6:83 sub a reeds vóór deze datum zijn ingetreden, omdat uit mededelingen van de koper van 6 december 2011 zou blijken dat hij niet uiterlijk 31 december 2011 zou gaan afnemen.

 

In Hof overweegt dat hoewel ingevolge het bepaalde in artikel 6:83 onder a BW tussen partijen overeengekomen termijnen in beginsel een fataal karakter hebben, de inhoud van de overeenkomst, de aard van de verbintenis en de omstandigheden van het geval evenwel tot de conclusie kunnen voeren dat de termijn geen ingebrekestellende kracht heeft. De schuldenaar zal dit bij betwisting moeten bewijzen. Hiernaast overweegt het Hof dat de woorden “uiterlijk 31 december 2011” in het algemeen spraakgebruik betekenen “niet later dan 31 december 2011” maar niet per se hoeven te betekenen dat de termijn fataal is, in die zin dat bij overschrijding zonder verdere ingebrekestelling direct verzuim zal intreden. Dat hangt af van de context waarbinnen dit is gezegd en de overige feiten en omstandigheden van het geval.

 

Het Hof overweegt vervolgens dat niet gebleken is dat partijen in deze zaak in zodanige bewoordingen over levering per 31 december 2011 hebben gesproken dat de schuldenaar moest begrijpen dat die termijn een fataal karakter had. Van belang was onder meer dat partijen niets schriftelijk hadden vastgelegd en dat was gebleken dat partijen niet in detail over wederzijdse rechten en plichten hadden gesproken, en dat de mondelinge overeenkomst vlot tot stand is gekomen. Aanvankelijk sprak één van de door de verkoper opgeroepen getuige zelfs van een ‘intentieovereenkomst’. Het Hof overweegt dat de keuze van de verkoper om niet schriftelijk vast te leggen dat bij niet afnemen uiterlijk 31 december 2011 zonder ingebrestelling het verzuim zou intreden eraan kon hebben bijgedragen dat bij de koper een meer vrijblijvende opvatting kon ontstaan over wat er bedoeld werd met de woorden ‘uiterlijk 31 december 2011’.

 

Tot slot was van belang dat de koper het pand al in gebruik had genomen tegen een maandelijkse vergoeding, zodat ten tijde van het sluiten van de koopovereenkomst het voor de koper niet evident was dat de verkoper nadeel zou ondervinden indien niet uiterlijk eind december 2011 zou worden afgenomen.

 

Gezien het voorgaande mocht de koper volgens het Hof de afspraak redelijkerwijs zo begrijpen als hij heeft gedaan, namelijk dat hij niet eerder hoefde te presteren dan 31 december 2011, echter zonder dat hij bij het uitblijven van de prestatie op die datum direct in verzuim zou zijn, althans dat de overeenkomst dan direct zou kunnen worden ontbonden. De buitengerechtelijke ontbinding door de verkoper achtte het Hof dan ook niet rechtsgeldig.

 

Conclusie

Deze uitspraak laat zien dat het belangrijk is om kritisch naar termijnen te kijken en niet klakkeloos ervan uit te gaan dat termijnen altijd fataal zijn. Wilt u het zekere voor het onzekere nemen, dan doet u er goed aan om de wederpartij vooraf altijd schriftelijk in gebreke te stellen en een termijn te geven voor nakoming. Immers, indien blijkt dat de ontbinding niet rechtsgeldig, kan dit grote gevolgen hebben en zelfs tot aansprakelijkheid leiden.

 

Auteur: Carolin Vethanayagam

Gepubliceerd op: 10 augustus 2018