Rentebedingen in algemene voorwaarden – die worden toegepast bij consumenten – kunnen worden getoetst aan de Richtlijn 93/13/EEG betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomst (hierna: de richtlijn). Dit blijkt uit de uitspraak van de Rechtbank Amsterdam van 2 maart 2018, ECLI:NL:RBAMS:2018:1058.
De richtlijn
In artikel 3 lid 1 van de richtlijn is vermeld dat een beding in een overeenkomst waarover niet afzonderlijk is onderhandeld, als oneerlijk beschouwd als het, in strijd met de goede trouw, het evenwicht tussen de uit de overeenkomsten voortvloeiende rechten en verplichtingen van de partijen ten nadele van de consument aanzienlijk verstoort. Op grond van de bijlage bij deze richtlijn kan een beding dat tot doel heeft of tot gevolg heeft de consument die zijn verbintenissen niet nakomt, een onevenredige hoge schadevergoeding op te leggen, als oneerlijk beding worden aangemerkt (artikel 1, onder e van de bijlage j.o. artikel 3 lid 3 van de richtlijn).
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak was in de algemene voorwaarden van ING Bank N.V. (hierna: ING) behorende bij de betaalrekening van de consument opgenomen dat roodstand zonder toestemming van ING meteen moet worden terugbetaald. Verder was opgenomen dat over de ongeoorloofde roodstand een debetrente wordt berekend van 15%.
De kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam overweegt dat het door de ING gehanteerd rentepercentage van 15% aanmerkelijk hoger is dan de geldende wettelijke rente en wettelijke handelsrente. Het beding in de algemene voorwaarden van ING waarop deze rente is gebaseerd moet volgens de kantonrechter daarom als oneerlijk beding in de zin van artikel 3 van de richtlijn worden aangemerkt. De omstandigheid dat ING de rente achteraf voor een deel heeft gematigd kan volgens de kantonrechter niet tot een ander oordeel leiden. De kantonrechter vernietigd het rentebeding en wijst de vordering van ING tot betaling van de contractuele rente af. De rechtbank overweegt dat een effectieve bescherming van consumenten tegen oneerlijke bedingen enkel kan worden bereikt als de sanctie voor het gebruik van een oneerlijk beding voldoende afschrikwekkend is. Dit brengt met zich mee dat ook de wettelijke rente niet toewijsbaar. De kantonrechter veroordeelt de consument enkel tot betaling van de hoofdsom van € 250,– aan ING.