Als u een kamer wenst te verhuren aan een huurder in de woning waarin u zelf hoofdverblijf heeft, dan kunt u een hospita-huurovereenkomst sluiten, zonder dat de huurder huurbescherming geniet. Wat houdt dit in en hoe doet u dit?
In artikel 7:232 lid 3 BW is vermeld dat de in dat artikellid genoemde bepalingen – die onder meer op de bescherming van de positie van de huurder zien – gedurende negen maanden na het ingaan van de huurovereenkomst (de proefperiode) niet van toepassing zijn op de huur van woonruimte die niet een zelfstandig woning vormt en deel uitmaakt van een woning waarin de verhuurder zijn hoofdverblijf heeft en waarin niet eerder aan dezelfde huurder deze of andere woonruimte is verhuurd (ook wel hospitaverhuur genoemd).
Indien aan de vereisten van artikel 7:232 lid 3 is voldaan kan de verhuurder met een beroep op deze bepaling de huurovereenkomst opzeggen. De opzegtermijn is (minimaal) drie maanden. Als de verhuurder de huurovereenkomst tijdig – te weten binnen een periode van 9 maanden na het ingaan van de huurovereenkomst – opzegt is de huurder gehouden om de woning te ontruimen en te verlaten per de einddatum. Doet de huurder dat niet, dan bewoont deze de woning zonder recht of titel, hetgeen in beginsel onrechtmatig is tegenover de verhuurder. De verhuurder kan daarop (vaak) met succes een ontruimingsprocedure opstarten.
Na de proefperiode van 9 maanden zijn de gebruikelijke huurbeschermingsregels van toepassing voor de huurder en geniet deze derhalve huurbescherming. Dit betekent dat de verhuurder de gebruikelijke procedure dient te volgen voor het kunnen beëindigen van de huurovereenkomst met de verhuurder.
Vragen?
Heeft u een geschil met u huurder over kamerhuur en komt u er niet uit? Neem dan gerust contact met ons op om te bespreken wat wij voor u kunnen doen.
Carolin Vethanayagam, gepubliceerd op 12 augustus 2024