Als er sprake is van een gebrek in de prestatie dient u binnen bekwame tijd te klagen nadat u het gebrek heeft ontdekt of redelijkerwijze had kunnen ontdekken (artikel 6:89 BW). Doet u dit niet, dan kunt u op het gebrek in de prestatie geen beroep meer doen en vervalt uw recht. Dit geldt te meer als de schuldenaar hierdoor nadeel ondervindt.
Rechtbank Overijssel
De klachtplicht stond centraal in de uitspraak van de Rechtbank Overijssel van 30 mei 2018, ECLI:NL:RBOVE:2018:2063. In deze zaak verwijt de eigenaar van raceauto’s (hierna: Russel) de assurantietussenpersoon AVS dat zij geen verzekeringsdekking heeft gerealiseerd bij verzekeraar Millburn voor een Porsche danwel – indien een dergelijke dekking wel tot stand zijn gekomen – AVS een te passieve opstelling heeft gehad bij de afwikkeling van de schade die Russel heeft geleden op 10 november 2012. Russel stelt dat AVS ter zake niet heeft gehandeld als een redelijk bekwaam en redelijk handelend verzekeringstussenpersoon en daarom jegens Russel schadeplichtig is. Russel vordert een schadevergoeding van bijna € 40.000,–.
Het schadevoorval van 10 november 2012 is door Russel aan AVS gemeld op 12 november 2012, waarna AVS de ontvangst hiervan heeft bevestigd en de melding direct heeft doorgegeven aan MIS, de broker van Millburn. Het is niet duidelijk wat daarna is gebeurd, maar vaststaat dat AVS op 1 mei 2013 Russel om informatie heeft gevraagd (foto en begroting van de schade) en daarbij heeft aangegeven dat dit meerdere malen is besproken. Russel stelt aan het verzoek om informatie te hebben voldaan, maar heeft niet door het overleggen van een kopie van de betreffende informatie, aangetoond dat de informatie daadwerkelijk is verstrekt.
Meer dan zeven maanden na het verzoek om informatie en ruim een jaar na het schadevoorval, stelt Russel bij brief van 17 december 2013, ASV formeel in gebrek. Daarna heeft de raadsman van Russel – 3,5 jaar na het schadevoorval en 2,5 jaar na de brief van Russel van 17 december 2013 – bij brief van 23 maart 2016 ASV aansprakelijk gesteld.
Het oordeel
Volgens de Rechtbank is dit te laat. Russel had als professionele racepartij namelijk geacht moeten worden ervan op de hoogte te zijn hoe de afwikkeling van schadegevallen verloopt. De Rechtbank overweegt dat het op de weg van Russel had gelegen om in de eerste plaats zeker te stellen dat de experts van de verzekeringsmaatschappij zo snel mogelijk de informatie kregen om de schade af te wikkelen. In dit geval is niet komen vast te staan dat Russel dit heeft gedaan. Hiernaast had op de weg van Russel gelegen om – zodra bij haar een vermoeden bestond dat de afwikkeling van de schade niet goed verliep (in de periode direct volgend op de schademelding maar zeker na 1 mei 2013) – ASV daarvan in kennis te stellen. Russel deed dit echter niet eerder dan 17 december 2013.
De Rechtbank oordeelt dat ook door de tijdsverloop en na het faillissement van Millburn op 11 december 2013 wegvallen van die partij, ASV nadeel heeft ondervonden omdat het daardoor voor haar niet goed mogelijk is gebleken te reconstrueren welke partij op welk moment experts heeft ingeschakeld.
Gezien het voorgaande oordeelt de rechtbank dat Russel niet binnen de in de omstandigheden van het geval aan te wijzen bekwame tijd bij Russel heeft geprotesteerd en dat ASV als gevolg hiervan ook nadeel heeft ondervonden. De vordering van Russel wordt daarom afgewezen. De Rechtbank komt dientengevolge ook niet toe aan de beoordeling van de vraag of ASV jegens Russel tekort is geschoten.
Gepubliceerd op: 24 oktober 2018
Auteur: Carolin Vethanayagam