In de uitspraak van 4 december 2018, ECLI:NL:GHARL:2018:10570 oordeelt Hof Arnhem-Leeuwarden dat de in de geldleningsovereenkomst tussen twee particulieren overeengekomen boeterentevergoeding van 8,33% per maand in de gegeven omstandigheden zo buitenproportioneel is dat zij naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is en daarom tussen partijen niet van toepassing mag zijn.
Het Hof overweegt dat door de schuldeiser (de partij die geld uitleent) opgelegde boeterentevergoeding van 8,33% per maand over de hoofdsom en de opslag, neerkomt op € 1.166,29 per maand, is bestemd om in de plaats te treden van de schadevergoeding op grond van de wet wegens te late betaling, dat wil zeggen de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW. Ook overweegt het Hof dat de omstandigheid dat het de schuldenaar (de partij die geld heeft geleend) is geweest die de andere partij heeft bewogen tot het verstreken van de geldlening en deze daarmee heeft opgelicht niet weg neemt dat de boeterentevergoeding in de gegeven omstandigheden zo buitenproportioneel is dat zij naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is en daarom ex artikel 6:248 lid 2 BW tussen partijen niet van toepassing mag zijn. Het Hof beperkt de boeterentevergoeding dan ook tot de wettelijke rente. Het Hof wijst om die reden slechts de wettelijke rente toe en niet de gevorderde boeterente.
Discutabele rentebedingen
Eerder schreven we al dat rentebedingen in algemene voorwaarden – die worden toegepast bij consumenten – kunnen worden getoetst aan de Richtlijn 93/13/EEG betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomst (hierna: de richtlijn). Zo had de ING Bank het nakijken nadat zij een rentepercentage van 15% bij ongeoorloofde roodstand was overeengekomen in de algemene voorwaarden behorende bij de betaalrekening van een consument. Het beding was volgens de rechter oneerlijk, omdat het gehanteerd rentepercentage aanmerkelijk hoger was dan de geldende wettelijke rente en wettelijke handelsrente; het rentebeding werd dan ook vernietigd.
Conclusie
In de bovengenoemde uitspraak van Hof Arnhem-Leeuwaarden zien we dat ook boeterentevergoedingen die overeengekomen worden tussen particulieren niet ontkomen aan de toets aan de maatstaven van redelijkheid en billijkheid en zo nodig gematigd kunnen worden. Willekeurige boeterentevergoedingen hebben dus weinig kans om te overleven.