Als de huurder tekort schiet in de nakoming van zijn verplichting tot huurbetaling, heeft verhuurder de bevoegdheid om zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst op te schorten. Deze bevoegdheid omvat echter niet ook het ontzeggen van de toegang tot het gehuurde, aldus het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden in de uitspraak van 8 augustus 2018, ECLI:NL:GHARL:2018:7133 (hierna: Hof). Wat was de situatie?
De feiten
De verhuurder is eigenaar van een verzamelgebouw met 12 units en verhuurt één van de bedrijfsruimten aan de huurder vanaf 1 september 2008. De huurder oefent in deze ruimte een autopoetsbedrijf/garagebedrijf uit in de vorm van een eenmanszaak. Eind 2014 heeft de verhuurder de huurder de toegang tot het gehuurde ontzegd wegens achterstand in de huurbetaling, door het slot van het gehuurde te veranderen. Is de verhuurder hiertoe gerechtigd? Het Hof vond van niet.
De mogelijkheid tot opschorting door de verhuurder
Het Hof overweegt dat in het huurrecht diverse verplichtingen voor de verhuurder zijn opgenomen. De kernverplichting is dat de verhuurder aan de huurder het huurgenot moet verschaffen, door het gehuurde aan de huurder ter beschikking te stellen en te laten voor zover dat voor het overeengekomen gebruik noodzakelijk is (artikel 2:703 BW). Het ontzeggen van de toegang tot het gehuurde maakt volgens het Hof een inbreuk op die verplichting die verder gaat dan alleen het opschorten van de nakoming van die verplichting. Een opschorting houdt namelijk slechts een uitstel in van de nakoming van die eigen verplichting. Het verschaffen van huurgenot betreft echter een voortdurende verplichting. Het niet nakomen van die verplichting kan naar zijn aard voor het verleden niet meer ongedaan worden gemaakt nadat de grond daarvoor (namelijk niet betalen van de huur door de huurder van de vervallen huurtermijnen) zou komen te vervallen. In dat geval kan de verhuurder immers aan de huurder niet alsnog (met terugwerkende kracht) het huurgenot verschaffen over de periode van de ontzegging. Het Hof overweegt dat het ontzeggen van de toegang tot het gehuurde in feite neerkomt op het eenzijdig (tijdelijk) stopzetten van de huurverhouding, anders dan door een rechtsgeldige opzegging of ontbinding (door de rechter) van de huurovereenkomst. Hiervoor biedt het recht in beginsel geen grond en ook de huurovereenkomst voorziet niet in een dergelijke maatregel als reactie op het niet nakomen door huurder van zijn (huurbetalings)verplichtingen. Als de huurder zijn verplichting tot betaling van de huurprijs niet nakomt, voorziet de wet in de mogelijkheid van ontbinding van de huurovereenkomst (door tussenkomst van de rechter)
Toerekenbaar tekortschieten verhuurder
De verhuurder was derhalve niet gerechtvaardigd om de huurder de toegang tot het gehuurde te ontzeggen en was volgens het Hof daarom toerekenbaar tekort geschoten in de nakoming van een op hem jegens de huurder rustende verplichting. De huurder mocht daarom zijn verplichting tot huurbetaling voor de duur van de ontzegging opschorten. Sterker nog, hoewel de opschorting op zichzelf niet leidt tot verval van de eigen verplichting van de schuldenaar, is de huurder in dit geval, waarin nakoming van de prestatie van de verhuurder niet meer mogelijk was, ook na beëindiging van de huurovereenkomst niet gehouden om alsnog huur over die periode te voldoen, aldus het Hof. De verhuurder heeft dus het nakijken.
Schadevergoeding
De verhuurder moet nog verder op de blaren zitten. Aangezien de verhuurder door de ontzegging toerekenbaar tekort was geschoten in de nakoming van de huurovereenkomst, werd de verhuurder namelijk ook nog eens schadeplichtig jegens de huurder. De verhuurder was in beginsel gehouden om de schade te vergoeden die de huurder had geleden door de ontzegging. Echter, omdat de huurder de schade niet goed had onderbouwd, werd de vordering tot vergoeding van schade alsnog afgewezen en kwam de verhuurder hier nog redelijk goed mee weg.