Verhuurders van panden moeten adequaat onderzoek doen naar hun huurders. Doen ze dat niet, dan kunnen ze schadeplichtig zijn tegenover derden zoals Stedin. Dit was aan de orde in de uitspraak van Hof Amsterdam van 28 augustus 2018, ECLI:NL:GHAMS:2018:3112. Wat was de situatie?
In deze uitspraak had de verhuurder onvoldoende onderzoek gedaan naar de huurder en zijn onderneming, waarna deze kort na aanvang van de huur een hennepplantage vestigde in het gehuurde en illegaal stroom aftapte. In het verleden was er overigens ook al een hennepplantage in het gehuurde aangetroffen. Stedin sprak daar op de verhuurder aan tot vergoeding van de schade die zij had geleden als gevolg van het illegaal aftappen van de stroom ten bedrage van € 28.479,43. Stedin stelde ter zake dat de verhuurder onrechtmatig jegens haar had gehandeld door een hennepkwekerij te (laten) exploiteren danwel onvoldoende toezicht te houden op de huurder van de panden. Het Hof wijst – in tegenstelling tot de Rechtbank – de vordering van Stedin toe en motiveert dit als volgt.
Het Hof oordeelt dat hoewel er wel daadwerkelijk een huurovereenkomst bestond tussen de verhuurder en de huurder, hetgeen onder meer bleek uit huurbetalingen door de huurder en post geadresseerd aan de huurder, de verhuurder – door onvoldoende onderzoek te doen naar de huurder – tegenover Stedin een onrechtmatige daad had gepleegd. Het Hof overweegt dat de verhuurder degene is die bepaalt en kan nagaan wie hij als huurder de beschikking geeft over zijn panden en daarmee over de eigendommen van derden zoals Stedin die zich daarin bevinden. Een eenvoudige en voor de hand liggende controle van het identiteitsbewijs dat de betreffende huurder toonde en zijn betrokkenheid bij de onderneming die hij pretendeerde te vertegenwoordigen, zou hebben uitgewezen dat deze niet de persoon was waarvoor hij zich uitgaf. Volgens het Hof had de verhuurder daarom vanaf het begin argwaan moeten hebben en rekening moeten houden met de mogelijkheid dat de panden bij verhuur opnieuw voor illegale praktijken zoals hennepteelt zouden worden gebruikt. Ook moest de verhuurder er rekening mee houden dat in dat geval ten behoeve van die illegale activiteiten mogelijk illegaal stroom zou worden afgetapt, omdat dit zeer gebruikelijk is bij hennepteelt, en hij had er ook rekening mee moeten houden dat Stedin als eigenaar van de elektriciteitsmeter daardoor schade zou kunnen lijden. Onder deze omstandigheden had de verhuurder, nadat hij de betreffende huurder als huurder had geaccepteerd, meer toezicht moeten houden op de panden om hennepteelt te verhinderen, maar ook om illegaal aftappen te voorkomen. Door dat niet te doen heeft de verhuurder jegens Stedin gehandeld in strijd met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt. Ook overweegt het Hof dat de verhuurder van de huurder had kunnen en – in dit geval ook had – moeten bedingen hem toe te laten tot het gehuurde om toezicht uit te oefenen. Ook dit was niet gebeurd. Het Hof concludeert daarom dat de verhuurder een onrechtmatige daad jegens Stedin heeft gepleegd.
Conclusie
Uit deze uitspraak blijkt derhalve dat verhuurders een bijzondere zorgvuldigheidsplicht hebben tegenover derden zoals Stedin die schade kunnen leiden als de huurder andere bestemmingen heeft voor het gehuurde dan hij tegenover de verhuurder stelt te hebben. Een adequaat onderzoek naar de identiteit van de huurder en diens onderneming, de activiteiten van de onderneming, in combinatie met regelmatige controles/bezoeken – die contractueel kunnen worden bedongen – kan dit mogelijk voorkomen.
Vragen? Neem gerust contact met ons op.
Auteur: Carolin Vethanayagam