In de uitspraak van de Rechtbank Amsterdam van 6 juli 2020 past een medewerker van de Action in strijd met de voorgeschreven regels personeelskorting toe op de boodschappen van haar vader (de korting bedroeg € 1,69), waarop Action de medewerker op staande voet ontslaat (ECLI:NL:RBAMS:2020:3347). De Rechtbank buigt zich over de vraag of het ontslag rechtsgeldig is. Wat was de situatie?
Personeelswijzer
In het Personeelswijzer van Action was vermeld dat werknemers 15% korting krijgen op privé aankopen met een maximum van € 500,– aan korting per jaar, met dien verstande dat de kortingsregeling niet mag worden gebruikt voor o.m. familie. Ook moeten de aankopen worden gedaan buiten werktijd van de werknemer en niet tijdens pauzes. De werknemer moet daarbij zijn klokbadge tonen en zijn roepnaam geven ter controle voor degene die afrekent. Action voert op het gebied van fraude, diefstal en verduistering een zero tolerance beleid.
Ontslag op staande voet
Bij een ontslag op staande voet beoordeelt de rechter of de reden die door de werkgever is gegeven als een “dringende reden” in de zin van de wet kwalificeert. Bij de beoordeling van de gerechtvaardigdheid van het ontslag moeten de omstandigheden van het geval in onderling samenhang worden bezien. De aard en de ernst van het gedrag van de werknemer spelen daarbij een rol, net als de duur van de arbeidsovereenkomst, de (persoonlijke) omstandigheden van de werknemer en de gevolgen die een ontslag op staande voet voor de werknemer heeft.
Beoordeling rechter
De rechter overweegt in deze kwestie allereerst dat het begrijpelijk is dat Action op het gebied van fraude, diefstal en verduistering een zero tolerance beleid voert en dat het hier om een korting gaat van € 1,69 van ondergeschikt belang is. Bij het misbruiken van de regeling voor personeelskorting is een ontslag op staande voet volgens de rechter in beginsel dan ook gerechtvaardigd.
De rechter overweegt verder dat de medewerker de voorgeschreven werkwijze niet (geheel) heeft gevolgd, nu zij de producten die haar vader kocht zelf heeft afgerekend met haar personeelskorting en tijdens haar werktijd. De medewerker stelde echter dat zij de regels over de personeelskorting niet kende/niet begreep en niet de intentie had om fraude te plegen. De rechter overweegt dat de verklaring van de medewerker van het begin af aan consistent is. In haar eerste verklaring (van 16 maart 2020) heeft zij gesteld dat zij niet wist hoe om te gaan met de kortingsregeling en dat zij – had zij dat wel geweten – de korting niet had toegepast. Verder staat vast dat de medewerker op 18 februari 2020 – voorafgaand aan het geven van de korting – de bemoeienis van de bedrijfsleider heeft ingeroepen. Dat was ook gebruikelijk volgens Action; de bedrijfsleider moet toestemming geven voor het afrekenen met personeelskorting. Omdat de bedrijfsleider zelf niet in de gelegenheid was op dat moment, is de meest ervaren medewerker van het filiaal met de pas van de bedrijfsleider naar de medewerker gegaan en heeft de pas langs de scanner gehaald. Uit deze gang van zaken heeft de medewerker volgens de rechter redelijkerwijs mogen begrijpen dat zij correct en volgens de regels handelde en dat zij toestemming had voor het geven van personeelskorting op de betreffende aankopen door haar vader, bij wie zij inwoont.
Van belang achtte de rechter verder o.a. ook de omstandigheid dat toen de ervaren medewerker de medewerker hielp de ervaren medewerker een gewone, rustige indruk maakte en de pas van de bedrijfsleider heeft gescand voor het geven van de korting, terwijl dat juist het moment zou zijn geweest om de medewerker aan te spreken op haar gedrag. Ook heeft de ervaren medewerker geen melding gemaakt van de situatie bij haar leidinggevende.
Hoewel de medewerker strikt genomen in strijd heeft gehandeld met de regels door de personeelskorting te geven aan een derde kan haar dat volgens de rechter gezien het voorgaande niet worden verweten. Niet alleen ontbrak de intentie om te frauderen, ook was de medewerker er klaarblijkelijk niet van bewust dat zij in strijd met de regels handelde. Zij was, kennelijk net als de ervaren medewerker, onvoldoende op de hoogte van de precieze regels over de personeelskorting.
De rechter oordeelt dan ook dat het handelen van de medewerker gezien deze omstandigheden geen dringende reden oplevert, waarbij wordt meegewogen dat de ervaren medewerker, die strikt genomen net zo min de regels juist heeft toegepast, nog wel in dienst is van Action. Volgens de rechter valt niet in te zien waarom met de medewerker niet – net als met de ervaren medewerker – een stevig gesprek had kunnen worden gevoerd in plaats van over te gaan tot ontslag op staande voet.
De opzegging van de arbeidsovereenkomst is volgens de rechter dan ook niet rechtsgeldig, zodat het ontslag op staande voet niet in stand kan blijven. De rechter vernietigt de opzegging, zodat de arbeidsovereenkomst voortduurt en Action gehouden is het salaris van de medewerker door te betalen totdat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig is geëindigd. De gevorderde wettelijke verhoging van 7:625 BW wordt beperkt tot 25%.
Conclusie
Uit deze uitspraak blijkt dat een ontslag op staande voet zeer casuïstiek is en dat op voorhand niet altijd goed valt te voorspellen of dit stand houdt of niet. Hoewel de werknemer in deze kwestie de regels voor personeelskorting niet juist had toegepast, waardoor een ontslag op staande voet in beginsel rechtsgeldig had kunnen zijn geweest, blijkt dit gezien de omstandigheden van het geval toch niet het geval te zijn. Oppassen geblazen met de inzet van het middel van het ontslag op staande voet dus.
Auteur: Carolin Vethanayagam, gepubliceerd op 21 juni 2021