Een maatschap is een rechtsvorm waarin twee of meer personen samenwerken in een bedrijf. Iedere maat brengt iets in, zoals arbeid, geld, goederen, goodwill etc. De maatschap heeft geen rechtspersoonlijkheid, zodat de maten persoonlijk aansprakelijk zijn jegens de wederpartij. In deze bijdrage bespreken wij wanneer en in hoeverre een maat aansprakelijk is, en wanneer een nieuwe tot de maatschap toegetreden maat aansprakelijk is.
Uit de wet blijkt dat als er een overeenkomst wordt gesloten met een maatschap de individuele maten jegens de wederpartij persoonlijk aansprakelijk zijn voor de nakoming van de daaruit voortvloeiende verplichtingen van de maatschap. Als er sprake is van een tekortkoming in de nakoming van een deelbare prestatie, dan zijn de maten aansprakelijk voor gelijke delen (zie artikel 7A:1679-1681). Als er sprake is van een ondeelbare prestatie, bijvoorbeeld in geval van een door de maatschap aanvaarde opdracht, dan is op grond van artikel 7:407 lid 2 BW iedere maat jegens de opdrachtgever aansprakelijk voor het geheel. Als de maat uittreedt, blijft de persoonlijke aansprakelijkheid ten aanzien van de contractuele wederpartij op grond van het voorgaande bestaan.
In de uitspraak van 15 maart 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY784, heeft de Hoge Raad geoordeeld dat degene die maat is op het tijdstip dat de in artikel 7:407 lid 2 bedoelde opdracht is aanvaard, deze in beginsel op grond van deze bepaling aansprakelijk is voor het geheel ter zake van een tekortkoming in de nakoming daarvan. Degene die maat is op het tijdstip dat de betrokken schuld van de maatschap ontstaat, is daarvoor voor een gelijk deel aansprakelijk op grond van artikel 7A:1679-1681 BW.
Uit deze uitspraak lijkt te volgen dat als een maat toetreedt tot de maatschap hij in beginsel persoonlijk aansprakelijk is voor de schulden die zijn ontstaan na het tijdstip van toetreden en niet voor de schulden die voor het tijdstip van toetreden zijn ontstaan. In de hiervoor genoemde uitspraak van de Hoge Raad ging het overigens om een overeenkomst van opdracht die voor het toetreden van de genoemde maat was aanvaard, maar waarvan een deel van de schulden na het tijdstip van toetreden was ontstaan. Hiervoor was de toetredende maat dus aansprakelijk, omdat hij maat was toen de schuld was ontstaan, ook al was hij geen maat toen de overeenkomst werd gesloten door de maatschap.
Conclusie
De maat die toe wil treden tot een bestaande maatschap, zal dus een goede afweging moeten maken van de voor- en nadelen van de toetreding. Ook zal de maat goed moeten nagaan wat de (bestaande) rechten en plichten zijn van de maatschap, zodat hij zich een beeld kan vormen van zijn mogelijke aansprakelijkheid voor reeds bestaande verbintenissen.
Auteur: Carolin Vethanayagam, gepubliceerd op 30 november 2023.